Foto: Kleine aardster:
Let op !
« Zeer klein sterretje
« bolletje 10-16 mm. doorsnee (zelden tot 20 mm)
« slippen 5-10 (veel voor de omvang)
« bolletje heeft een steel (max 1 mm lang)
« mondzone is gewimperd
« mondzone heeft vaak hof op een verhoging
« mondzone vaak scherp begrensd door ringvoor
« mosrijke standplaats is een van de voorkeuren (biotoop)
|
|
Kleine aardster
(Geastrum minimum Schweinitz)
Syn: Geastrum cesatii Rabenhorst
NMV Ga 211070
|
Biotoop:
Het is een pionier in middenduin en binnenduin, die vooral opduikt op plekken in de buurt van stuifzand.
Dat zijn vaak algrijke plekken met veel mos, schraal gras en ijle begroeiing.
Dat zijn ook vaak plekken met duindoorn-, meidoorn- of kruipwilgbosjes. Soms staat de soort gewoon langs de paden door het duin.
Het is een pionier, geen standhouder, en zeker geen heksenkring-vormer.
Hij komt en gaat, en duikt telkens op nieuwe geschikte plekjes op.
|
Regio:
Groot-regio Amsterdam: niet.
Regio Gooi- en Eemland: niet.
Duin-regio: Duinsoort, van Zeeuws Vlaanderen tot Schiermonnikoog.
|
Foto: Mondzone: Vaak is niet altijd |
Foto: Let op de konijnen keutel ... |
Foto: Oud zie je het steeltje pas |
Verwisseling Kleine aardster met:
- Forse aardster (Geastrum coronatum)
Hiervan is het bolletje meestal breder dan hoog, en hof- en mondzone kleur is gelijk aan die van het bolletje.
- Heideaardster (Geastrum schmidelii)
Mondzone is gevoord-geplooid. Glad bolletje, iets langere steel (2 mm) , iets groter (ijler) formaat.
- Ruwe aardster (Geastrum campestre)
Mondzone is gevoord-geplooid (maar ook kegelvormig, en scherp afgezet met een ringvoor, en lichter dan de rest van het bolletje), er is ook een korte stevige bleke steel (van 0,5-2 mm), de apofyse is ook een afgeronde uitzakking, en er is ook vastgegroeide grond. Zelfs de slippen lijken op elkaar. En een lidteken is er ook niet.
Er zijn dus maar twee echte verschillen: de gevoord-geplooide mondzone en het wrattig ruwe bolletje dat vaak bovendien ook melig is (kleine kristalletjes). Voel het verschil!
|
Foto: Let op het steeltje en op het oppervlak van het bolletje
|
Hoe ga je te werk om verwisseling uit te sluiten:
- Let op verhoging van de mondzone
- Let op de kleur van hof en mondzone (het zelfde als of lichter dan het bolletje)
- Let op de vorm van het bolletje
- Let op de standplaatstypering (biotoop)
- Aardster omkeren
- Kijken of strooisel tussen de slippen is vast gegroeid of los zit
- Zoek een lidteken (dat mag er niet zijn)
- Als niets helpt: vondst drogen als herbarium exemplaar, en dan kijken naar steel, apofyse, mondzone
|
Foto: Konijnenkeutel rechtsachter geeft een idee van de schaal. Een Kleine aardster is echt klein.
|
Foto: Apofyse: afgeronde uitzakking |
- Kleinste soort
- Bolletje: doorsnede 3-12 mm.
- Slippenkrans: doorsnede 0.8-4 cm.
- Steel (onder bolletje): steel (kort,slank-stevig, bleekkleurig), apofyse afgeronde uitzakking
- Bolletje oppervlak: melig (fijne witte kristallen), oud verdwijnen ze op het laatst
- Bolletje vorm: vaak hoger dan breed
- Bolletje kleur: jong lichtgrijs, crème. lichtbruin, soms juist donkergrijs of donkerbruin
- Bolletje mondzone: gewimperd, vaak op een verhoging, (vlak tot) kegelvormig, met hof, en vaak met ringvoor
- Bolletje mondzone: kleur van hof en mondzone vaak lichter dan bolletje
- Slippen: aantal 6-12
- Slippen-dikte: vers tot 2 mm dik
- Slippen-bovenkant kleur: jong creme,licht beige, ouder bruin, afpellend
- Slippenkrans: vastgegroeide grond
- Slippenkrans: geen lidteken
- Slippenkrans: niet-hygroscopisch (slippunten zijn soms wel beweeglijk)
- Slippenkrans: onderkant kleur grauw en glad nadat vastgegroeide grond is verdwenen
|
Bronnen:
Chrispijn, R. ed. (1999), Champignons in de Jordaan (De paddenstoelen van Amsterdam), Schuyt en Co, 162-163.
Hansen L. & H. Knudsen (1997), Nordic Macromycetes, Vol. 3, Heterobasidioid, aphyllophoroid and gasteromycetoid basidiomycetes, Kopenhagen, 1997, 444 pp.
Jalink, Leo M (1995) De aardsterren van Nederland en België, Coolia 38 Supplement.
www.mycobank.com
|
Top
|